Historische context

De tijd van Bach is een interessante tijd op het gebied van de ontwikkeling van de muziek. Bach leefde van 1685 tot 1750. Het was de tijd waarin een omslag plaats vond van contrapuntisch componeren naar functioneel harmonisch componeren. Waarin het gebruik van dissonanten en van chromatiek toenam en waarin de toepassing van een beperkt aantal toonsoorten uitgroeide naar toepassing van alle toonsoorten. De tonen werden meer en meer gelijkwaardig gebruikt.

De polyfonie is in de middeleeuwen opgekomen (1000-1450) waarbij de terts het belangrijkste interval was van meerstemmigheid. In de renaissance (1450-1600) werd de polyfonie rijker. Consonanten en dissonanten werden met strikte regels gehanteerd. Als laatste grote renaissance componist wordt Palestrina (1525-1594) gezien. Een invloedrijk werk over de renaissance-polyfonie is het Gradus ad Parnassum, dat in 1725 verscheen, geschreven door Johann Joseph Fux (Fux, 1660-1741). Rond 1600 ontstond de monodie met bass continuo (melodie met begeleidende basakkoorden) en harmonisch denken met betrekking van grondtonen. In de Barok, de periode van 1600 tot aan de dood van Bach (1750), vond een verschuiving plaats van polyfonie naar harmonie. In de harmonieleer ligt het accent op verticale verbinding van akkoorden, de opeenvolging van akkoorden en hun samenhang. Bij polyfonie staat voorop dat twee of meer stemmen onafhankelijk, gelijktijdig klinken, de aandacht is op het horizontaal verloop. Jean-Philippe Rameau was de eerste muziek theoreticus en componist die harmonie leer beschreef waarbij hij harmonische functies onderkende: tonica, dominant en subdominant. In ‘Traité de l’harmonie réduite a ses principes naturels (geschreven in Auvergne 1715-1722), 1722) en Nouveau Systeme de musique theorique (1726, Parijs) werd de basis gelegd van de moderne muziektheorie voor akkoord- en harmonieleer. Ook de kwintencirkel is in deze periode ontstaan, voor het eerst beschreven door Johann David Heinichen in Der Generalbass in der Composition (1728).

Johan Sebastiaan Bach heeft geen muziek theoretisch werk geschreven maar heeft in het kader van muziekleer wel werken gemaakt, waarvan het Wohltemperierte Klavier wellicht de bekendste is. Het WTK I is gedateerd op 1722. Het WTK bestaat uit 24 Preludiums en 24 Fuga’s, voor alle majeure en mineure toonsoorten, chromatisch geordend.

Van 1717 tot 1723 was Bach Kapelmeester in Köthen. In 1723 kwam een einde aan deze periode en begon de periode in Leipzig waar hij cantor van de Thomasschule en muzikaal leider van een aantal kerken werd. Aan het einde van zijn Kothense periode, in 1722,  stelde hij Das Wohltemperierte Klavier samen. Ongeveer gelijktijdig (1722-1723) stelde Bach de Aufrichtige Anleitung (15 Inventionen en 15 Sinfonia’s) samen en het ‘Orgel-Buchlein’ en voorzag al deze bundels van een didactisch voorblad.

Het is niet duidelijk wanneer Bach de stukken uit het Wohltemperierte Klavier daadwerkelijk componeerde. In ieder geval zijn er 11 Praeludiums eerder verschenen in het Klavierbüchlein für Wilhelm Friedemann Bach, dat gedateerd is in 1720. Dit zijn de eerste Praeludiums, behalve Praeludium 7. De 11 praeludiums zijn in het Wohltemperierte Klavier aangevuld en her en der gewijzigd.

Voor zover bekend is de oudste overgebleven autograaf van Das Wohltemperierte Klavier de zogenaamde Pesther autograaf (Berlin, Staatsbibliothek zu Berlin – Preußischer Kulturbesitz D-B Mus.

ms. Bach P 415). De Pesther autograaf is een versie die waarschijnlijk lang in het bezit van Bach is gebleven en waarin hij tot 1732 correcties heeft aangebracht.

 next