Bij omkerend contrapunt in de octaaf blijft het interval van een octaaf (of veelvoud daarvan) identiek, de andere intervallen gaan over in hun inverse.
Bij fuga’s met omkerend contrapunt in de octaaf in het WTK is er vaak één punt, waar het interval tussen thema en contrasubject een octaaf is. Dit punt wordt in het vervolg het octaafpunt genoemd.
Het feit dat er een octaafinterval tussen thema en contrasubject is, is niet opmerkelijk. Opmerkelijk is dat het vaak 1 punt betreft dat op een muzikaal niet duidelijke plaats is. Het is meer een afstand tussen het thema en contrapunt en de horizontale doorzetting van noten die een rol spelen.
Het octaaf punt wordt veelal gevormd bij de kwint ten opzichte van de beginnoot als de beginnoot de grondtoon is (fuga 1, 5, 9 (octaaf niet overal, wel erg gestructureerd), 14, 18). Als de beginnoot de dominant is, ligt het octaafpunt vaak bij de kwart of prime (3, 7, 13, 15, 21, 24). Het octaafpunt dat bestaat tussen het thema en eerste contrapunt blijft vaak door het gehele stuk bestaan, ook als de vaste combinatie niet voorkomt blijft het octaafpunt vaak gehandhaafd.
Verder kijkend naar octaafintervallen in thema en contrapunt komt een octaaf bij de prime, met name bij de beginnoot vaak voor waardoor de inzet wordt benadrukt (fuga 10,11,12 ) en een octaaf bij de terts (fuga 2, 6, 23).
In de verdere ontwikkeling bij de derde inzet komt er veelal nog een octaafpunt bij.
Beginnoot is grondtoon, octaaf bij kwint (thema) en secunde (contrasubject) – voorbeeld fuga 1
Fuga 1 Maat 6-13 Omkerend contrapunt
Fuga 1 Maat 13-16 Dichtste nadering (basisvorm)
In fuga 1 ligt de directe relatie bij een betekenisloze noot (de kwint van het thema) die verder wel benadrukt wordt en de secunde (wel een nadrukkelijke noot)
Beginnoot is dominant, octaaf bij prime (thema) en kwart (contrasubject) – voorbeeld fuga 24
Beginnoot dominant van grondtoon. Octaafpunt op de prime van het thema met andere woorden op de kwint van de grondtoon.
Fuga 24 maat 1-18
Fuga 24 Dichtste nadering maat 20-25